Het Pensioenakkoord is een ramp

Het Pensioenakkoord is een ramp

In het Pensioenakkoord werd een aantal zaken geregeld. Het vertragen van de stijging van de AOW-leeftijd is eigenlijk het enige onderdeel dat op een positief oordeel kan rekenen. Al het andere dat is besloten is een ramp voor ons pensioenstelsel en voor hen die erin participeren. Ik beperk me hier tot de wijzigingen die worden voorgesteld in de wijze waarop besluiten genomen worden over indexatie en kortingen.

 

In het Pensioenakkoord zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop door pensioenfondsen gerealiseerde rendementen die onder of boven het niveau van de risicovrije rente liggen moeten doorwerken in de uitkeringen en aanspraken van gepensioneerden. De risicovrije rente wordt gehandhaafd als discontovoet voor de berekening van de contante waarde van de verplichtingen. Is die contante waarde gelijk aan de dagwaarde van de belegde middelen, dan is sprake van een dekkingsgraad van 100. Buffers boven een dekkingsgraad van 100 worden niet meer geëist. Komt een dekkingsgraad boven de 100 dan kan van dat meerdere 10% worden gebruikt voor indexatie. Parallel daaraan wordt bij een dekkingsgraad onder de 100 10% van het verschil gebruikt om te korten op aanspraken en uitkeringen. Omdat de risicovrije rente volgens de Commissie Dijsselbloem altijd wel haalbaar is, zeker over een wat langere termijn, wordt verwacht dat er gemiddeld genomen alleen overrendementen worden gemaakt.

 

Er zijn verschillende kanttekeningen te maken bij deze besluiten en de uitwerking ervan :

 

  1. Definitief wordt afscheid genomen van het pensioenfonds als een op lange termijn opererende organisatie
  2. Overrendementen blijven deels in kas tot het einde der tijden
  3. Een pensioenfonds met een ambitie voor een geïndexeerd pensioen moet nog steeds een omvangrijke buffer aanhouden
  4. De vrijheid van pensioenfondsbestuurders om een eigen beleid te voeren blijft uiterst beperkt
  5. Er moet een onverantwoord hoog percentage van de totale aanspraken als belegde middelen ter beschikking zijn
  6. De indexatie wordt niet meer gezien als een compensatie voor gestegen prijzen maar als een winstdeling
  7. De premie volgt de bewegingen van de risicovrije rente en is niet meer stabiel.

 

 

Ad 1.

Voordat de nieuwe Pensioenwet in 2007 in werking trad was het pensioenfonds een organisatie die zich richtte op de zeer lange termijn. Daarbij waren twee hoofddoelstellingen te onderscheiden. Op het gebied van het beleggingsbeleid werd een maximaal rendement nagestreefd binnen de marges van een overeengekomen risicoprofiel. Jaren met een negatief rendement veroorzaakten geen aandrang tot onmiddellijke ingrepen in het beleid, zolang afwijking van de benchmark niet tot verontrustende conclusies leidde. Er was een rustig beleid, direct betrokkenen voerden de regie en het toezicht zat op een gepaste afstand, zoals het een toezichthoudende instantie betaamt. De Pensioenwet heeft deze situatie drastisch gewijzigd. Het financiële toetsingskader beperkt de bewegingsruimte van besturen van pensioenfondsen door regels voor de indexatie, eisen aan de omvang van buffers en voorschriften over de berekening van dekkingsgraden vast te leggen. Dit alles onder controle van De Nederlandsche Bank (DNB) als toezichthouder. Deze toezichthouder heeft ook een vetorecht op benoemingen van bestuurders en kan zelfs eisen stellen aan de herkomst van deze bestuurders. Bovendien zijn de bovenvermelde regels ook nog periodiek aangepast waardoor het pensioenfonds van een rustige, welhaast saaie organisatie gericht op de zeer lange termijn is veranderd in een nerveuze en hyperactieve organisatie, die maandelijks de dekkingsgraad rapporteert, welke dekkingsgraad ook maandelijks verandert, niet zozeer door de rendementen die worden gerealiseerd maar door de veranderingen in de rekenrente. Alle publiciteit hierover brengt grote onrust teweeg en zorgt voor een verder dalend vertrouwen in het pensioenstelsel.

Het Pensioenakkoord maakt dit alles nog wilder. De rekenrente wordt niet veranderd. Sterker: de Commissie Dijsselbloem die parallel aan de onderhandelingen over het Pensioenakkoord advies uitbracht, meende er goed aan te doen enige piketpalen te verschuiven waardoor de rekenrente verder daalt. Mario Draghi doet er een duit in het zakje bij met zijn dreiging in september de rente verder te verlagen. Gevreesd moet worden dat andere voorschriften van de toezichthouder die verplicht werden opgelegd worden gecontinueerd, zoals het periodiek uitvoeren van ALM-studies, haalbaarheidsanalyses, eisen die door IORPII worden gesteld, het voldoen aan de Code Pensioenfondsen, maatschappelijk verantwoord beleggen en het uitvoeren van een diversiteitsbeleid. Dit alles terwijl het Bestuur van een pensioenfonds ook nog verantwoording moet afleggen aan een Verantwoordingsorgaan en onder toezicht staat van een Raad van Toezicht. Terwijl verreweg de meeste pensioenfondsen ook nog eens in een herstelplanprocedure verkeren en regelmatig overleg daarover met DNB nodig is. Men vraagt zich af of de hoofdactiviteit nog voldoende aandacht krijgt. Het Pensioenakkoord gaat weinig verlichting geven op dit gebied. Alleen de herstelplannen zullen verdwijnen. In de uitwerking zou de rol van de toezichthouder wellicht kunnen worden verzwakt, omdat elke vorm van risico nu volledig bij deelnemers en pensioengerechtigden ligt.

 

Ad 2.

Het Pensioenakkoord omvat een eenvoudige en transparante verdelingswijze van overrendementen, zij het dat nog onduidelijk is of ook een gesloten verdeling (waar alleen de deelnemers en gepensioneerden van het jaar waarin het overrendement valt in participeren) mogelijk is of dat een open verdeling wordt voorgeschreven. In beide gevallen wordt 10% van het over- of onderrendement uitgedeeld respectievelijk teruggevorderd. Dat houdt in dat 90% blijft staan. Bij een gesloten regeling wordt die 90% in de volgende negen jaar uitgekeerd, in combinatie met over- of onderrendementen van de opvolgende jaren, in de vorm van de bekende dakpanconstructie. Maar in de open regeling wordt alleen 10% van de dekkingsgraad boven (of onder) de 100% verrekend en dit vindt in achtereenvolgende jaren steeds op dezelfde wijze plaats. In dat geval wordt het overrendement nooit volledig uitbetaald, noch wordt het onderrendement volledig verrekend. Er verdwijnt geld in buffers, hoewel buffers niet vereist zijn.

 

Ad 3.

In vervolg op het voorstaande is eenvoudig in te zien dat een pensioenfonds met een ambitie voor een waardevast pensioen (en dat zou de dominante ambitie moeten zijn, omdat een niet geïndexeerd pensioen een slecht pensioen is) bij een structurele indexatie van 2% per jaar tenminste een dekkingsgraad van 120 moet hebben. Buffers zijn dus weliswaar niet meer vereist, maar wel noodzakelijk om de redelijke ambitie te kunnen realiseren.

 

Ad 4.

In de toelichting bij het eerste punt kwamen al veel argumenten naar voren die ook spelen bij dit punt. Daaraan moet worden toegevoegd dat de berekening van de dekkingsgraad blijft voorgeschreven. De vrijheid om de premie te bepalen binnen de grenzen van de vastgestelde parameters wordt afgeschaft omdat de gedempte premie wordt afgeschaft. Voortaan moet de premie worden berekend met als ingebouwd rendement de risicovrije rente. Verder is voorgeschreven dat 10% van de dekkingsgraad boven de 100% mag worden uitgedeeld in de vorm van een verhoging van de aanspraken en uitkeringen. Omgekeerd geldt een korting van 10% van de dekkingsgraad onder de 100%. Is de dekkingsgraad precies 100% dan wordt noch gekort noch geïndexeerd. De beleidsvrijheid van pensioenfondsen wordt, als het gaat om de vaststelling van de premie, volledig aan banden gelegd. Sociale partners kunnen nog slechts onderhandelen over de hoogte van de premie in relatie tot de opbouw. Wil men de premie op basis van de risicovrije rente niet betalen, dan rest niets anders dan verlagen van de opbouwpercentages.

 

Ad 5.

Hoewel het karakter van het pensioencontract drastisch wordt aangepast en alle risico’s bij de deelnemers en pensioengerechtigden zijn gelegd, blijft toezichthouder DNB onder leiding van President Klaas Knot rigoureus vasthouden aan de risicovrije rente als discontovoet. Daarbij wordt een theorie gevolgd die is ontwikkeld voor opties, niet voor pensioenen. Voor pensioenfondsen geldt simpelweg de vraag: “hoeveel geld wil je nu al contant in handen hebben voor de verplichtingen van de komende 60 tot 70 jaar?”. Bij een rekenrente van 1% is dat percentage rond 80%. Toen we uitgingen van een vaste rekenrente van 4% namen we genoegen met 50%. De rekenrente gaat, als Draghi zijn zin, krijgt naar nul. Dan zouden we dus nu 100% van de nominale aanspraken in handen moeten hebben. Ik hoop dat de absurditeit daarvan duidelijk is. Het ontkent het karakter van een kapitaaldekkingsstelsel. Het drijft ons unieke pensioenstelsel in de richting van een omslagstelsel.

 

Ad 6.

Ondanks een gemiddeld rendement van 5% tot 7% worden de huidige deelnemers en gepensioneerden niet geïndexeerd als de risicovrije rente steeds verder daalt en gemiddeld het nulpunt naderen. Maar als eenmaal de rente weer stabiliseert en wellicht wat gaat stijgen kunnen we  een plotselinge stijging van uitkeringen en aanspraken verwachten die (ver) uitgaat boven de inflatie. Zelfs jaarlijkse stijgingen van 4% of meer komen in beeld. Niet nu, maar over tien jaar, als het beleid van de ECB wordt aangepast en als de generatie gepensioneerden waarvan de pensioenen nu al tien jaar niet zijn geïndexeerd na nog eens tien jaar stilstand geleidelijk is uitgestorven. Er wordt ook niet meer over indexatie gesproken, maar over winstdeling.

 

Ad 7.

Er werd al eerder een toelichting gegeven op de nieuw wijze waarop de premie wordt vastgesteld. Omdat het ingebouwde rendement gelijk is aan de risicovrije discontovoet, zal de premie dezelfde volatiliteit te zien geven als deze discontovoet. Bij een stijging van de discontovoet zal de premie dalen. Dat kan in de verdere toekomst, als het desastreuze beleid van de ECB wordt beëindigd, nog voor vreemde verrassingen zorgen. De risicovrije rente vertoont geen enkele relatie met het werkelijk rendement en is nu op een veel te laag niveau gekomen, maar het is niet uitgesloten dat er jaren komen waarin de risicovrije rente weer het niveau bereikt van 2007 (4,9%) waardoor de premie niveaus gaat bereiken van 15% en lager. Dat zal dan weer als rechtvaardig worden gezien omdat de dekkingsgraad zo hoog ligt, maar dat heeft niets te maken met de werkelijke performance van pensioenfondsen, net zoals de huidige lage dekkingsgraden daar ook niets mee te maken hebben.

 

In onderstaande grafiek wordt het verloop van de gemiddelde risicovrije rente en het verloop van de jaarlijkse rendementen vertoond over de periode vanaf 2005. We gebruiken hiervoor cijfers van SPH (Stichting Pensioenfonds Hoogovens). We zien dat over een periode van twaalf jaar vier maal een rendement wordt gerealiseerd onder de rekenrente en tien maal erboven.

Uit de bovenstaande grafiek zijn de volgende conclusies te trekken:

  1. De discontovoet, ofwel de rekenrente, daalt in de afgelopen twaalf jaren geleidelijk van een maximum van 4,9% in 2007 tot 1,3% in 2018. Inmiddels is in 2019 de rekenrente verder gedaald naar gemiddeld 1%. De voorstellen van de Commissie Dijsselbloem zullen ertoe leiden dat de rekenrente onder de 1% daalt. Een verdere daling moet worden gevreesd als gevolg van het beleid van de Europese Centrale Bank.
  2. De discontovoet heeft geen enkele relatie met het werkelijke rendement als men de gehele periode bekijkt.
  3. Het rendement is zeer volatiel maar de rekenrente is nagenoeg constant dalend.

 

Er zijn nog meer kritische noten te kraken over het Pensioenakkoord, zoals het  introduceren van een degressieve opbouw die wordt voorgesteld voor het nieuwe pensioencontract en het desastreuze voorstel over te gaan tot lifecycle beleggen, maar dat zal ik in een toekomstig artikel wel doen.

4 Reactie's
  • Carlos Pinto e Neto
    Geplaatst op 18:32h, 01 augustus Beantwoorden

    Verhelderen en uitgebreid.

    Eindelijk iemand met verstand van zaken die niet achter de fanfare aanloopt van Tuur

  • Henk Terpstra
    Geplaatst op 21:55h, 01 augustus Beantwoorden

    Goed stuk. Precies weergegeven wat ik altijd al gedacht heb. Om reëel te zijn,, al wist.. En ik ben niet de enige. Je hoeft geen Nostredamus te zijn om te weten dat het goed fout was als je het Pauw gedrag en gezicht zag van Koolmees na de z.g. pensioen afspraak. Waarom wil het kabinet een ramp? Vuur moet je met vuur bestrijden. Misschien een ramp ook? We kunnen als vakbond iets leren van “Hongkong.”. Maar m.i. is het praten over.

  • Wim Donders
    Geplaatst op 05:47h, 02 augustus Beantwoorden

    Duidelijke uitleg van Rob de Brouwer.
    Hieruit blijkt dat als politici zich met pensioenen gaan bemoeien, het helemaal fout gaat.
    Dit heeft alles te maken met tegenstrijdige belangen en toont het failliet van ons politiek systeem aan.

  • Hans V
    Geplaatst op 09:40h, 02 augustus Beantwoorden

    Duidelijk, kan deze man de functie,s van Dijsselbloem of het Koolmeesje niet overnemen?

Geef een reactie op Henk Terpstra Annuleer reactie