Als het om het aanvullend pensioen gaat

Als het om het aanvullend pensioen gaat

Sinds de Commissie Goudszwaard en Frijns hebben geconcludeerd dat het bestaande pensioenstelsel niet houdbaar is, is er een enorme industrie van adviseurs, actuarissen, accountants, hoogleraren openbare financiën en andere deskundigen op dit onderwerp gedoken. Dat heeft de discussie met honderden ideeën verrijkt, maar in veel gevallen is daarbij de essentie van het aanvullend pensioen buiten beeld gebleven.

Het aanvullend pensioen is geen financieel instrument maar uitgesteld loon. Bij het verrichten van arbeid wordt een contract gesloten tussen werkgever en werknemer. Een deel van het loon wordt uitbetaald nadat de contractuele relatie is verbroken. Het niet nakomen van die afspraak, terwijl de arbeid wel is geleverd, kan gezien worden als een vorm van loondiefstal. Daarom zijn de mensen ook zo boos als je aan hun pensioen komt.

De wetgever en in zijn kielzog de toezichthouders hebben de afgelopen jaren een aantal zaken goed gedaan. Besturen van pensioenfondsen zijn geprofessionaliseerd, beleggingsbeleid en risicobeleid zijn verbeterd, kleinere fondsen zijn opgegaan in grote fondsen en de communicatie over pensioenen is ook duidelijker geworden.

Maar er zijn ook problemen ontstaan door de wijze waarop pensioenfondsen worden beoordeeld. Als je leest dat de pensioenfondsen onder water staan, omdat de dekkingsgraad te laag is, is dat een ernstige vorm van misleiding. Pensioenfondsen staan niet onder water omdat ze onder water gezakt zijn, maar omdat we het waterpeil hebben laten stijgen. Pensioenfondsen behoren hun beleid op de lange termijn af te stemmen en hun risico’s goed te managen, maar nu is er een situatie ontstaan dat pensioenfondsen bijna dagelijks onderhevig zijn aan de hijgerige korte termijn.

Langzamerhand is er een situatie ontstaan waarin de wereld bestaat uit twee categorieën mensen. Zij die op basis van niet relevante internationale onderzoeken concluderen dat het financiële toetsingskader niet aan kritiek mag worden blootgesteld omdat deze kritiek alleen maar de weerslag is van het egocentrische karakter van de oudere generaties, die het toch al zo goed hebben doordat ze met hun luxe campers door Europa zwerven. Die elke kritiek afwijzen omdat aanpassing van de rekensystematiek onmiddellijke consequenties heeft voor de jongere generaties. En zij die zich bestolen voelen omdat zij, via hun werkgever premie hebben betaald voor hun pensioen en nu niet krijgen wat hen is beloofd terwijl de rendementen van de pensioenfondsen door het dak gaan en er nog nooit zoveel spaargeld voor pensioenen in de potten heeft gezeten als nu.

Jammer genoeg behoort de President van de Nederlandsche Bank, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het merendeel van de leden van de Tweede Kamer tot de eerste categorie. Zij beweren allen dat het nu eenmaal de markt is die de dekkingsgraden van pensioenfondsen laag houden. Inmiddels heeft het gemiddelde van de rentecurve waarmee gerekend wordt het onvoorstelbaar lage niveau van 0,8% bereikt. En dat kan nog lager want de Commissie Dijsselbloem heeft maatregelen voorgesteld die zullen leiden tot verlaging van de rekenrente.

En bij zijn afscheid van de Europese Centrale Bank heeft Mario Draghi laten doorschemeren dat in september 2019 wel eens een verdere verlaging zou kunnen volgen. Daarmee nadert de rekenrente een gemiddelde van 0%.

Een rekenrente van 0% suggereert dat in de komende 65 jaar geen rendement zal worden gemaakt. Om aan de eisen van De Nederlandsche Bank te voldoen moet een pensioenfonds dan alle financiële middelen nu al in handen hebben om aan alle toekomstige verplichtingen te voldoen. Ik zou zeggen: een pensioenfonds dat aan deze eisen voldoet is stapelgek. Het betekent overigens ook dat de premie, die straks krachtens het Pensioenakkoord niet meer gedempt mag worden maar alleen nog mag worden berekend op basis van de rekenrente gelijk is aan de nominale rechten die worden ingekocht.

Ik kan nu al voorspellen dat die hoge premie (40% in plaats van de huidige 22%) niet betaald gaat worden. Het alternatief van het Pensioenakkoord, een verlaging van de aanspraken (tot een derde van wat het nu is), gaat natuurlijk ook niet geaccepteerd worden.  Het pensioenakkoord is daarmee nu al dood.

Wat dan? Zo snel mogelijk overschakelen op het pensioenstelsel dat hoort bij zulke lage rentes: het omslagstelsel. Of overschakelen naar een verwacht rendement als rekenrente. Dat mag van Europa. In andere landen wordt dat ook gedaan. Er is in ieder geval geld genoeg. De pensioenpot kan niet leeg, hij blijft in stand ook voor onze kinderen en kleinkinderen.

 

Rob de Brouwer

2 augustus 2019

5 Reactie's
  • Bernard Berendsen
    Geplaatst op 20:15h, 02 augustus Beantwoorden

    weer een heldere uitleg van Rob de Brouwer. Waarvoor mijn erkentelijke dank.

  • Ed Krijgsman
    Geplaatst op 22:30h, 02 augustus Beantwoorden

    Prachtig artikel, dank u wel !

  • Hans Verburg
    Geplaatst op 08:30h, 03 augustus Beantwoorden

    Door de vele misverstanden over het pensioenrecht ed. heb ik een opmerking geplaatst bij een artikel in het AD geschreven door een ZZPer. Deze dame ergerde zich aan de huidige discussie over de pensioenontwikkelingen.

    “U kunt zich ergeren aan die collectieve ontevredenheid maar in het verleden maakte de premiebijdrage van de werkgever deel uit van de secundaire arbeidsvoorwaarden vastgelegd in de CAO. Deelnemen aan een persioenvoorziening (fonds) was een verplichting gebaseerd op het solidariteitsbeginsel. Deze werkgeversbijdrage heeft natuurl;ijk ook invloed gehad op het gewone jaarinkomen van de toekomstige gepensioneerden. Conclusie: volgens mij maakte de premiebijdrage van de werkgever indirect deel uit van het jaarinkomen van de werknemer, alleen werd de belastingheffing en de uitkering uitgesteld totdat het pensioen werd uitbetaald. Een eigen spaarpot waar de gepensioneerden nu recht op hebben. Werknemers werden beloofd dat het pensioen waardevast zou zijn waardoor een verplichte deelname geen bezwaar zou opleveren.”

  • eric caffas
    Geplaatst op 13:13h, 06 augustus Beantwoorden

    het is toch zo dat de huidige gepensioneerden 40 a 45 jaar een stukje loon hebben afgedragen om later op hun pensioenleeftijd uitgekeerd te krijgen.
    Tevens heeft de werkgever ook een deel betaald wat nog eens aan het uitgestelde loon wordt toegevoegd.
    Als ik op mijn loonbrief kijk dan is dat gemiddeld 6000 euro per jaar geweest. Dit is exclusief het werkgevers aandeel. stel dat dit ook nog eens 2500 euro per jaar is geweest.
    Dat heb ik in een pot gedaan van het pensioenfonds. 43 jaar maar 8500 euro is 365000 euro. Gemiddeld 6% rendement per jaar ontvangen. Rente op rente.
    1e jaar 8500 +rente 6% 9010 euro 2e jaar 18560 euro 3e jaar 28684 euro 4e jaar 39415 euro 4e jaar 50790 euro 5e jaar 62847 euro 6e jaar 75628 euro 7e jaar 89176 euro
    8e jaar 103536 euro 9e jaar 118758 euro 10e jaar 134894 euro is 32000 rente in tien jaar maal 4,3 = 134400 euro plus inleg is 573000 euro op de pensioenleeftijd.
    dan worden er plukjes afgehaald van bruto 26400 euro per jaar en de rest rendeert nog eens met gemiddeld 6% per jaar.
    In principe leef je 20 jaar van je pensioen.buiten de verder renderende pot van 6% rente per jaar kun je er 573000 delen door 26400 euro is 21,7 jaar exclusief die het in de pot aanwezige geld nog eens oplevert. 573000 naar 0 is 17190 % gemiddelde rente. Deze berekening is aan de voorzichtige kant. Dus mijn conclusie we worden bestolen.

  • Jt hammink
    Geplaatst op 15:53h, 21 november Beantwoorden

    Pensioenfondsen laten zich hun verantwoordelijkheid afnemen door de politiek waar domheid is verheven tot intiligentie

Geef een reactie op Hans Verburg Annuleer reactie