Kuifje en de zuinige miljardair

Kuifje en de zuinige miljardair

In “Vlucht 714”, het tweeëntwintigste album van Kuifje, komt een excentrieke miljardair voor: Laszlo Carreidas. Hoewel onmetelijk rijk is deze man tegelijkertijd zo zuinig dat hij in woede uitbarst als hij zijn vooroorlogse hoed kwijtraakt. Laszlo Carreidas kan model staan voor de Nederlandse pensioenfondsen: onmetelijk rijk en zo gierig als de pest.

In de discussie die over ons pensioenstelsel is losgebarsten wordt aan het echte probleem voorbijgegaan. De Pensioenwet blijkt in de huidige financiële crisis een waarlijk monster te zijn. Voor de eerste keer in de geschiedenis van het pensioenstelsel is in de nieuwe Pensioenwet uitgewerkt wat bedoeld wordt met een levenslange jaarlijkse uitkering. Die uitkering werd in het verleden toegezegd zonder duidelijke beperkingen, terwijl een absolute zekerheid van 100% natuurlijk niet bestaat. De zekerheid van de uitkering is nu formeel beperkt tot 97,5%. Dat betekent dat de zekerheid zo groot moet zijn dat slechts eenmaal in de veertig jaar een pensioenkorting zou mogen voorkomen. Vervolgens is op grond van deze zekerheidsformule een financieel toetsingskader opgetuigd, gecontroleerd door De Nederlandsche Bank als toezichthouder. Een toetsingskader dat pensioenfondsen volledig aan banden legt en dat ervoor zal zorgen dat sommige grote pensioenfondsen binnen een termijn van vijf jaar twee keer moeten korten op de uitkering. Als je dat vertaalt naar percentages is de zekerheid nu dus gezakt van 97,5% naar 60%!

Er moet aan twee voorwaarden worden voldaan: ten eerste moet de dekkingsgraad tenminste meer dan 90% bedragen, met een uitzicht op herstel naar 105%. Een definitieve korting op de uitkering behoort uitdrukkelijk tot de herstelinstrumenten.  En ten tweede moet de dekkingsgraad tenminste 120% zijn om de uitkeringen volledig te kunnen aanpassen aan de geldontwaarding (indexatie). De dekkingsgraad is dus de enige koortsthermometer om de gezondheid van een pensioenfonds te meten. En deze dekkingsgraad moet volgens de regels op een uiterst conservatieve manier worden berekend. Maar zelfs als deze uiterst conservatieve berekening een uitkomst oplevert van meer dan 100%, dan nog moet aan aanvullende eisen op het gebied van buffers worden voldaan om te kunnen indexeren. Dat komt dan weer omdat ergens is besloten dat indexatie alleen is toegestaan als die ook in de toekomst kan worden gegarandeerd. Alsof ik tegen mijn kleinkind zeg: je krijgt geen cadeautje voor je verjaardag want opa kan niet garanderen dat hij het volgend jaar ook een cadeautje kan geven.

Waarom is de berekening van de dekkingsgraad van een pensioenfonds extreem conservatief? Omdat het pensioenfonds verplicht is uit te gaan van een liquidatiescenario. Natuurlijk is de toekomst ongewis en moet je een pensioenfonds niet de vrijheid geven op basis van onrealistisch optimistische scenario’s pensioenuitkeringen te doen. Maar de nu opgelegde methode gaat ervan uit dat een pensioenfonds nooit méér rendement zal kunnen maken dan dat van veilige overheidsobligaties. En bovendien wordt gedaan alsof elk pensioenfonds bij de berekening van de dekkingsgraad gaat sluiten en geen nieuwe inkomsten meer zal ontvangen voor nieuwe verplichtingen. De wetgever gaat er dus van uit dat alle vermogenstitels van een pensioenfonds, of het nu aandelen, onroerend goed of bedrijfsobligaties betreft, worden verkocht tegen dagwaarde en worden omgeruild tegen veilige overheidsobligaties. En de wetgever gaat er bovendien van uit dat de verplichtingen op korte termijn betaald moeten worden uit de liquidatie van vermogenstitels, niet uit de kasstroom op basis van continuïteit. En tenslotte wordt aanvullend nog een omvangrijke buffer geëist, alvorens mag worden geïndexeerd. Deze buffer vertegenwoordigt een nationale omvang van meer dan € 200 miljard! Pensioenfondsen worden dus gedwongen dood vermogen aan te houden ter waarde van meer dan 30% van het nationaal inkomen. Terwijl het probleem in Nederland nu juist is dat er te veel gespaard wordt.

Is zo’n uiterst voorzichtige benadering van het zekerheidsprincipe echt nodig? Is dit alles gebaseerd op een theoretische onderbouwing? Is deze theoretische onderbouwing ook in de praktijk getoetst? Minister Koolmees heeft in antwoord op Kamervragen duidelijk gemaakt dat het model van Merton, Black en Scholes wordt gebruikt. Bestemd voor het beoordelen van opties. De Nederlandsche Bank baseert de uitgangspunten van het financiële toetsingskader op een theorie die niet geschikt is voor pensioenfondsen en die bij toetsing in de praktijk ondeugdelijk is gebleken.. Wat nog opmerkelijker is: in geen enkel land in de wereld berekenen pensioenfondsen op dezelfde conservatieve wijze hun dekkingsgraad en nergens worden dezelfde buffereisen gesteld. In landen waar de financiële gezondheid van pensioenfondsen aanzienlijk zwakker is dan in Nederland wordt op basis van andere uitgangspunten nog vrolijk geïndexeerd.

Laszlo Carreidas beschikt over ruim voldoende middelen om zich een nieuwe hoed te veroorloven. Maar hij kiest voor oppotten. Dat is zijn goed recht. Het is immers zijn eigen geld. Maar dat de wetgever de pensioenfondsen dwingt tot het in kas houden van geld dat door de gepensioneerden en de actieve deelnemers bij elkaar is gespaard is verfoeilijk. Omdat er ruim voldoende middelen in kas zijn om de verplichtingen tegenover alle deelnemers en gepensioneerden na te komen. Dat kun je gewoon narekenen, als je uitgaat van kasstromen in plaats van een liquidatiebalans. Het stelsel is onhoudbaar omdat de berekeningsmethodiek onzinnig, ondeugdelijk en onwetenschappelijk is. Cruyff zei het al: “je gaat het pas zien als je het door hebt”.

Rob de Brouwer

5 november 2016

Geen reactie's

Geef een reactie