Het rendement van pensioenfondsen in het nieuwe contract: een buitengewoon ingewikkeld vraagstuk

Het rendement van pensioenfondsen in het nieuwe contract: een buitengewoon ingewikkeld vraagstuk

Het Pensioenakkoord is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid omgezet in het ontwerp van de Wet Toekomst Pensioenen. In dit wetsontwerp gaat de wetgever uit van vier soorten rendement: het totale rendement, het beschermingsrendement, het projectierendement en het overrendement.

In deze column probeer ik u uit te leggen wat de betekenis van deze begrippen is en hoe dat uitwerkt in het nieuwe contract.

Het totale rendement is het netto rendement dat een pensioenfonds over een periode maakt. Ik noem hier de term netto rendement. Daarmee wordt het rendement bedoeld na aftrek van de kosten van het pensioenfonds. Als de kosten nog niet in mindering zijn gebracht dan spreken wij over bruto rendement. Dit bruto rendement bestaat uit het directe rendement en het indirecte rendement. Het directe rendement omvat inkomsten uit rente, dividend en bijvoorbeeld huuropbrengsten van het vastgoed dat een pensioenfonds in bezit heeft. Het indirecte rendement heeft betrekking op de waardeveranderingen van de vermogenstitels zelf, bijvoorbeeld door stijging of daling van de aandelenmarkten, stijging of daling van de koersen van obligaties (door veranderingen van de rentevoet) of waardeveranderingen in het onroerend goed.

Het beschermingsrendement is volgens de tekst van het wetsontwerp de verandering van het vermogen die ervoor zorgt dat de, uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren, toekomstige pensioenuitkeringen en lopende pensioenuitkeringen nominaal stabiel blijven. Met “nominaal” wordt bedoeld: zonder correctie voor de inflatie. Ons pensioen is nu al tien jaar nominaal stabiel, dat wil zeggen dat de jaarlijkse indexatie (met een zeldzame uitzondering) niet heeft plaatsgevonden. In een aantal gevallen werden de uitkeringen zelfs verlaagd. Als indexatie wél plaatsvindt dan spreken we van een reëel stabiele pensioenuitkering. Voor de goede orde: een reëel stabiele pensioenuitkering was de doelstelling van het nieuwe stelsel. Indexatie voor iedere generatie!

De verandering van het persoonlijke vermogen in het nieuwe contract wordt gefinancierd vanuit het totaal behaalde rendement en wordt looptijdafhankelijk toebedeeld aan de vermogens op basis van marktwaardering, waarbij toedelingsregels worden gehanteerd. Deze toedeling hangt af van het risicoprofiel van de beleggingen en hangt daarom samen met de vraag of en in welke mate het renterisico wordt afgedekt. Het beschermingsrendement beschermt dus de nominale uitkeringen.

Voor het berekenen van het beschermingsrendement biedt het ontwerp van de Wet Toekomst Pensioenen verschillende opties. De meeste voor de hand liggende mogelijkheid is te kiezen voor de verandering van de verplichtingen. Hoe wordt dat berekend? Als het nieuwe stelsel wordt ingevoerd krijgt elke deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde uit het collectief vermogen van het pensioenfonds een persoonlijk pensioenvermogen toegewezen op zijn of haar persoonlijke pensioenrekening. Tegenover dit persoonlijke pensioenvermogen staan de verplichtingen: de waarde van de uitkeringen verspreid over de toekomstige jaren teruggerekend naar de huidige tijd. Door veranderingen in de rente verandert de waarde van de uitkeringen. Geld dat we nu in kas hebben zal immers door bijschrijven van de rente meer waard worden in de toekomst en hoe hoger de rente is des te hoger is de toekomstige waarde. Omgekeerd is de toekomstige waarde teruggerekend naar vandaag lager bij een hogere rente. Dat geldt ook omgekeerd: bij een lagere rente neem de huidige waarde toe en bij een hogere rente neemt de huidige waarde af. Als de rente verandert, verandert dus ook de huidige waarde (we noemen dat de contante waarde) van de verplichtingen. Als die verandering wordt omgerekend in een percentage wordt de uitkomst dus aangemerkt als het beschermingsrendement.

Op grond van de gegevens over de levensverwachting wordt met behulp van het projectierendement berekend welke jaarlijkse nominale uitkering daaruit kan worden gefinancierd. Het projectierendement bepaalt dus hoe snel je je vermogen uitkeert aan jezelf. Maar je kunt dat niet zomaar zelf bepalen. Het projectierendement voor uitkeringen in het nieuwe contract is begrensd. Zou je een te hoog projectierendement kiezen en haal je dat rendement vervolgens niet dan zou je moeten korten op de uitkering en dat wil je natuurlijk voorkomen. Voor het projectierendement dat in het nieuwe contract de hoogte van de pensioenuitkering bepaalt, mag daarom maximaal 35% van het verwachte rendement op aandelen worden ingeboekt. De andere 65% wordt bepaald door de risicovrije rente. Daarnaast kunnen fondsen een afslag hanteren voor verwachte inflatie. Als ze dat doen dan wordt het projectierendement dus verlaagd met de inflatie. Dat heeft als nadeel dat de uitkering daalt maar voordeel is dat het indexeren gemakkelijker wordt omdat meer rendement maken dan het lage projectierendement relatief eenvoudig is.

In feite is het projectierendement dus maximaal gelijk aan de risicovrije rente enigszins opgehoogd met een derde van het verwachte rendement op aandelen. Volgens de uitgangspunten van de Commissie Parameters is het nominale verwachte rendement op aandelen 5,6% en bij een risicovrije rente van 0,4% is het projectierendement dus nominaal 2,2% en reëel 0,3% (de Commissie Parameters gaat uit van een inflatie van 1,9%). Als het projectierendement verandert door aanpassing van het verwachte rendement van aandelen of door veranderingen in de risicovrije rente dan is het beschermingsrendement bedoeld om deze verandering te compenseren zodat nominaal dezelfde uitkering resteert.

Het nieuwe contract op basis van de Wet Toekomst Pensioenen heeft dus indirect het probleem van de dagelijks schommelende marktrente van hoogwaardige obligaties (de risicovrije rente) opgelost. Via projectierendement bestaat de risicovrije rente nog steeds omdat minimaal 65% van het projectierendement uit risicovrije rente bestaat. Maar het beschermingsrendement wordt dan gebruikt om de nominale uitkering op peil te houden.

Het overrendement is gelijk aan het totale rendement minus het beschermingsrendement. Ditoverrendement moet worden verdeeld onder deelnemers, slapers en pensioengerechtigden. En wat zijn dan de toedelingsregels? De tekst van het wetsontwerp zegt daarover het volgende: toedelingsregels hebben betrekking op de wijze waarop bij de nieuwe premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectief gevoerde beleggingsbeleid, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat via beschermingsrendementen en overrendementen gericht naar leeftijdscohorten of in de solidariteitsreserve worden verwerkt.

Dat moet ik weer even uitleggen. Je hebt jaarlijks in een pensioenfonds meevallers en tegenvallers. Het overrendement kan niet worden uitgedeeld zonder correctie voor die mee- en tegenvallers. Mee- en tegenvallers ontstaan bij het beleggingsbeleid doordat de resultaten afwijken van wat mocht worden verwacht. Het kan zijn dat de rente is gedaald waardoor de waarde van de obligaties is gestegen, het kan zijn dat het onroerend goed in prijs is gedaald of juist gestegen en aandelenmarkten kunnen tegen- of meevallen. Als de levensverwachting toeneemt is daar in het verleden geen rekening mee gehouden en moet deze “tegenvaller” worden opgevangen. En het kan zijn dat er jaren zijn met een hoger dan verwachte sterfte, zoals tijdens de COVID-19-crisis, en dan spreekt het pensioenfonds gek genoeg van een positief sterfteresultaat. Als al die financiële effecten zijn verrekend in het totale rendement dan kan het overrendement worden berekend. Let wel: het overrendement kan ook negatief zijn. Dit overrendement is voor een deel bedoeld om de solidariteitsreserve op te bouwen of op peil te houden. De solidariteitsreserve is een buffer van maximaal 15% van het totale vermogen dat een pensioenfonds aanhoudt om tegenvallers op te vangen.

Omdat het resterende overrendement vooral bedoeld is voor de opbouw van de pensioenuitkering van (jongere) deelnemers, krijgen deze proportioneel een groter deel van het overrendement, maar dat houdt wel in dat ook een groter risico wordt aanvaard voor tegenvallers. Bij een slecht jaar met een negatief rendement gaat dan ook een veel groter deel van dat verlies naar de jongere deelnemers. Binnen het pensioenfonds worden de toedelingsregels afgesproken. Zo kan het zijn dat pensioengerechtigden 10% van het overrendement kunnen bijschrijven en (jongere) deelnemers 90%. Maar deze verhouding kan ook op 20/80 of op 30/70 liggen. Bij een stijgende rente kan het dus zijn dat het vermogen van pensioengerechtigden daalt (door toepassing van het beschermingsrendement is voor dezelfde nominale uitkering minder vermogen nodig) maar de uitkering stijgt doordat een klein deel van het overrendement bij het persoonlijke pensioenvermogen wordt bijgeschreven.

Samengevat: voor pensioengerechtigden is een nominaal stabiele pensioenuitkering de hoofddoelstelling. Niet de indexatie staat centraal maar het vermijden van kortingen op de uitkering. Het overrendement staat ter beschikking voor verhoging (of verlaging bij een negatief overrendement) van de uitkering. Of dat veel of weinig is hangt af van de omvang van het overrendement en de toedelingsregels die in het pensioenfonds zijn afgesproken.

Als u met het lezen van deze column deze laatste alinea hebt bereikt dan bent u een doorzetter. Ik vrees dat velen niet zo ver komen en afhaken onder het slaken van de kreet: “geef mijn portie maar aan Fikkie”. Een veel gehoorde kritiek op het wetsontwerp is de ondoorzichtigheid en de complexiteit. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft in haar advies over het wetsontwerp dan ook vernietigend uitgehaald. Het Adviescollege merkt op dat de doelen te weinig concreet zijn, alternatieven niet zijn uitgewerkt, de begrijpelijkheid tekort schiet en monitoring ontbreekt. Ook de Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft gewezen op de complexiteit van het Pensioenakkoord. Bij de internetconsultatie overheersten eveneens de kritische geluiden. Ik denk wel dat we het daarmee eens kunnen zijn. En wat was ook al weer een bijkomende doelstelling van het nieuwe stelsel? Het zou transparant en uitlegbaar moeten zijn. Dit nieuwe stelsel voldoet niet aan de hoofddoelstelling (een welvaartsvaste opbouw en een waardevaste uitkering tegen redelijke kosten) en niet aan de bijkomende doelstelling van eenvoud en helderheid.

En dan hebben we het nog niet over de juridische risico’s en de omvangrijke kosten.

 

Rob de Brouwer

25 mei 2021

 

16 Reactie's
  • A. de Gruijter
    Geplaatst op 10:13h, 25 mei Beantwoorden

    Ik heb tot het einde doorgelezen Rob. Het was inderdaad doorzetten. Maar uiteindelijk heb ik nu een beter inzicht in het wetsvoorstel gekregen.
    Ik heb het wel beter begrepen maar kan er geen begrip voor opbrengen. Ik ben het dus helemaal eens met je conclusie (samen met AFM en ATR) dat het nieuwe systeem ondoorzichtig, onvolledig, onduidelijk en waarschijnlijk onwerkbaar zal blijken te zijn. Wel een uitgelezen gelegenheid voor de beleggingsadviseurs etc. die hier ongetwijfeld weer miljarden aan gaan verdienen.

  • Jan Steenbakkers
    Geplaatst op 13:54h, 25 mei Beantwoorden

    Dag Rob,

    Volgehouden tot het einde, en daar gelezen wat ik al verwacht had
    De kritiek op de helderheid enz…
    Ik geniet al een tiental jaren van mijn stilstaand pensioen en vrees dat het nog vele jaren zo blijft.
    Het begint alweer met uitstel naar 2023 tevens zal men met de kritiek iets aan moeten .
    We wachten maar weer af
    Vroeg me overigens af of dit nieuwe stelsel in cijfer voorbeeld te verduidelijken is.

    Met vriendelijke groet

  • Han Lubach
    Geplaatst op 14:06h, 25 mei Beantwoorden

    Ik heb het ook doorgelezen en snap van dat hele zeer losse open eindjes akkoord nog steeds niets.
    Het is niet transparanter en duidelijker en het lijkt erop of het min of meer een Lijfrente polis wordt met alle gevolgen en kosten vandien

  • W.H kolenbrander
    Geplaatst op 15:31h, 25 mei Beantwoorden

    Het is met opzet zo ingewikkeld gemaakt dat zogenaamd, alleen professionals het begrijpen en wij domme werkers maar moeten vertrouwen op de eerlijke uitwerking van de begeleidende verzekeraars, Nou, we weten wat dat gaat opleveren. Voor de inleggers en gepensioneerden uiteindelijk geen moer! Alle risico’s bij ons! De verzekeraars vullen hun zakken met adviezen en beleggingswinsten. Wat mij betreft dus optiefen met deze nieuwe wet en gewoon bij het oude blijven met een aangepaste rekenrente, die ook voor verzekeraars geldt! 2000 miljard in kas en dan deze trucendoos bedenken om de babyboom generatie effe uit te kleden!

  • bert
    Geplaatst op 15:39h, 25 mei Beantwoorden

    Ik wacht nog op een opgave van mijn pensioen opbouw vanaf 1996 tot nu toe en na 4 maanden nog steeds geen reactie. Dat is voor 1 persoon/ Laat staan als men dit bij aanvang van het nieuwe systeem voor ieder moet hebben. Het wordt een grote puinzooi en wie zijn de dupe daarvan . Ja dat weten we al / de gepensioneerden en de 60 tot 67 jarigen.

  • Kees Ham
    Geplaatst op 22:29h, 25 mei Beantwoorden

    Dank Rob, ik heb ook de laatste alinea behaald zonder af te haken en begrijp de verschillende termen nu inderdaad een stuk beter. Daarmee begrijp ik ook het dilemma van de complexiteit van het voorgestelde systeem en vrees met jou dat dit niet aan iedereen uit te leggen is, ergo transparantie is ver te zoeken. Naar ik begrijp is er nog een andere complicerende factor en dat is hoe worden de tegoeden van de individuele deelnemers vastgesteld. Ik vrees dat het een zeer ondoorzichtige massa wordt en er zal denk ik nog heel wat water door de Rijn moeten stromen voordat men daar de antwoorden op heeft.

    • robdebrouwer
      Geplaatst op 15:29h, 27 mei Beantwoorden

      Ik vrees dat bij de toedeling van het huidige vermogen aan de individuele deelnemers en gepensioneerden opnieuw het aandeel in de aanspraken wordt berekend met behulp van de risicovrije rente. Verschuivingen uit het verleden van oud naar jong als gevolg van de rentedaling worden daarmee gesanctioneerd.

  • Josephine de Roode Weiss
    Geplaatst op 11:39h, 26 mei Beantwoorden

    Ik heb het ook tot de laatste regel gelezen en eerlijk gezegd vind ik het erg onduidelijk. Wel merken we het in de portemonnee.

  • Frits de Jong
    Geplaatst op 15:25h, 26 mei Beantwoorden

    Uitgangspunt, het nieuwe pensioenstelsel, is een WAANZINNIG uitgangspunt dat voorbij gaat aan de keiharde FEITEN die al meer dan 100 jaar geldig zijn: Pensioenen worden al meer dan 100 jaar betaald uit de premie inkomsten, wat overblijft gaat in het vermogen dat al meer dan 120 jaar met gemiddeld 7% per jaar rendeert en zich daardoor om de 10 jaar verdubbelt tot nu al bijna 2000 miljard Euro. In 2031 zal er dus rond 4000 miljard Euro in kas zijn. WAT te doen met dat astronomische kapitaal naast het uitkeren van door indexaties koopkracht bestendig gehouden pensioenen DAT hoort het uitgangspunt te zijn.

  • J.P. Veldman
    Geplaatst op 15:57h, 26 mei Beantwoorden

    Ook gelezen. Zeker meer verhelderend, ook zonder rekenvoorbeelden. Rekenvoorbeelden geeft zelfs “de regering” niet, om het mistig te maken.
    Maar als ik inderdaad op “MijnPensioenoverzicht.nl” kijk, en dat deed ik, dan vraag ik mij en iedereen af, waar men mee bezig is.. Je VERARMT PLANMATIG, en wat de Pensioenfondsen dan nog allemaal moeten berekenen, terwijl het KADER al vaststaat ….. Puur misleiding en oplichterij.

    • robdebrouwer
      Geplaatst op 08:38h, 30 mei Beantwoorden

      Het overzicht dat je kunt vinden op mijnpensioenoverzicht.nl heeft geen betrekking op het nieuwe stelsel. Het is een vooruitblik over tien jaar gebaseerd op het bestaande FTK. U mag daar dus geen conclusies aan verbinden als het om het nieuwe stelsel gaat. Die fout maakte ik zelf ook.

  • Wessel Sloetjes
    Geplaatst op 09:35h, 27 mei Beantwoorden

    “Wer bis an das Ende beharrt, der wird selig” laat Brahms zingen in zijn Requiem. Brahms geloof ik zeker. Maar dat de Wet Toekomst Pensioenen aan het eind een mooi vooruitzicht oplevert lijkt me na lezing van jouw uitleg wel hoogst twijfelachtig.
    Kunnen de Tweede Kamerleden dit aan hun achterban uitleggen? Snappen zij het zelf? Zij moeten er wel een besluit over nemen!

    Ik vrees dat de deskundigen (DNB, SoZa, Adviesbureaus) hier heel hun arsenaal hebben opengetrokken om te krijgen wat ze al hadden: het bestaande systeem, maar dan vermomd in een nieuw jasje. George Bernard Shaw schreef eens “Elke professie is een samenzwering tegen leken.” Te waar om mooi te zijn.

    Natuurlijk is het een gecompliceerder zaak. Maar hoe gecompliceerder een zaak (die heel veel mensen aangaat!) is, goe belangrijker het is om te blijven hameren op een paar simpele en absoluut noodzakelijke uitgangspunten. Je noemt ze aan het eind van je analyse:
    transparantie en uitlegbaarheid;
    eenvoud en helderheid;
    welvaartsvaste opbouw en welvaartsvaste uitkering van pensioenen tegen redelijke losten.

    Blijf je ermee bemoeien (onnodige toevoeging, weet ik).

  • Abel Nijdam
    Geplaatst op 15:57h, 21 juni Beantwoorden

    Complimenten. . Vooral voor de samenvatting.

  • Abel Nijdam
    Geplaatst op 16:36h, 21 juni Beantwoorden

    Complementen voor het artikel: een goede weergave van de voorziene toedeling van rendementen.

    Ik citeer:
    “Samengevat: voor pensioengerechtigden is een nominaal stabiele pensioenuitkering de hoofddoelstelling. Niet de indexatie staat centraal maar het vermijden van kortingen op de uitkering. Het overrendement staat ter beschikking voor verhoging (of verlaging bij een negatief overrendement) van de uitkering. Of dat veel of weinig is hangt af van de omvang van het overrendement en de toedelingsregels die in het pensioenfonds zijn afgesproken.”

    Ik ben het niet eens met het woordje nominaal in bovenstaande samenvatting. Of het resultaat nominaal is, is afhankelijk van de toedelingsregels. En de toedelingsregels worden, zoals correct vermeld, in de pensioenfondsen afgesproken. Het ligt voor de hand dat de sociale partners daarover willen beslissen. Zij beslissen immers over de beschikbare loonruimte en daarmee over de verdeling lonen en premies. En dus over al dan niet nominale uitkeringen !

    Ook in het huidige systeem worden de premies steeds ( te laag) opgelegd door de vakbonden (centrales) en de werkgevers. En daarmee indirect over Indexatie. De gepensioneerden worden niet bij die afspraken betrokken.. En alvorens te kunnen indexeren is er 128% ‘”overrendement” nodig. Dank zij het Pensioenakkoord in 2012.

    • robdebrouwer
      Geplaatst op 08:29h, 22 juni Beantwoorden

      Het feit dat verdelingsregels worden afgesproken tussen de sociale partners doet niets af aan de doelstelling van een nominaal vast pensioen. Daar is het beschermingsrendement voor bedoeld en sociale partners kunnen daar niets aan veranderen. In de nieuwe situatie van de Wet Toekomst Pensioenen kan er geen sprake meer zijn van premies die niet kostendekkend zijn. De premie geeft immers geen recht meer op een uitkering, maar draagt alleen bij aan de opbouw van een persoonlijk pensioenvermogen. Dat is nu juist de essentie van een premiestelsel versus een uitkeringsstelsel.

  • W.F.J. Verver
    Geplaatst op 16:02h, 17 juni Beantwoorden

    Beleggins risico’s worden gedeeld door door ouderen en jongeren maar daar hebben de deelnemers geen invloed op. Dat bepalen de fondsbestuurders die dan koersfluctuaties van beleggingen kunnen dempen met de solidariteitsreserve.. Nu kan men verwachten dat die solidariteitsreserves put uit het reeds opgebouwde totale vermogens van alle fondsen samen ongeveer 1800 miljard. Maar dat is onduidelijk en hoe zit dat met prijsindexatie. De fondsen kunnen toch niet veranderen in verzekeraars welke geen prijsindexatie toekennen. Volgt hieruit dat de indexatie van de prijzen verwerkt zijn in de persoonlijke eigen pensioenpot. Hoe moeten dan reeds gepensioneerden de prijscompensatie bijhouden?. Wat ook verandert is de gescheiden uitkering van pensioen en AOW dat 70% van het gemiddelde salaris is en apart de AOW.. In het nieuwe stelsel heeft u opgebouwd een pensioen na 40 jaar dat is (bruto en inclusief uw AOW) 75% van het gemiddelde salaris. Als dat zo is dan bent U bijna uw AOW kwijt.

Geef een reactie