Het paternalisme van de overheid

Het paternalisme van de overheid

Er wordt in de discussie over de nieuwe Wet Toekomst Pensioenen weinig gesproken over de indeling in leeftijdscohorten. De regering vindt dat een pensioenfonds de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden moet indelen in leeftijdscategorieën, in het wetsontwerp :leeftijdscohorten” genoemd.

Elke vijf jaar moeten pensioenfondsen door middel van een representatieve enquête onder de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden hun risicobereidheid vaststellen. Willen de geënquêteerden een hoog risico lopen dan kan meer worden belegd in aandelen en vastgoed, bij een lage risicobereidheid moet meer worden belegd in obligaties en leningen. De toerekening van het rendement zal dan plaats vinden op grond van de uitkomsten van deze enquête. Daarbij maakt het pensioenfonds dus onderscheid tussen verschillende leeftijdscohorten.

In het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Uitvoering Pensioenwet staat voorgeschreven hoe de leeftijdscohorten moeten zijn samengesteld:

Een leeftijdscohort heeft een maximale omvang van vijf geboortejaren. In afwijking hiervan kan een leeftijdscohort betrekking hebben op een groter aantal geboortejaren indien de uitvoerder op basis van het risicopreferentie-onderzoek, de deelnemerskenmerken en wetenschappelijke inzichten onderbouwt dat dit in het belang is van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden.

In beginsel telt een leeftijdscohort dus vijf geboortejaren. Dat wil zeggen dat een pensioenfonds met 16 leeftijdscohorten moet gaan werken. Elke vijf jaar moeten die cohorten bevraagd worden over hun risicobereidheid. Elke vijf jaar 16 enquêtes, op wetenschappelijke basis. Het onderzoek moet niet alleen representatief zijn, maar moet bij voorkeur ook worden gebaseerd op wetenschappelijke methoden zoals loterijmethoden of methoden die gebruik maken van een distribution builder. Toelichting over deze methoden zijn terug te vinden in Netspar Design Paper nummers 49 en 202.

De uitkomsten worden overigens niet ongecorrigeerd toegepast. Neen, er moet ook rekening worden gehouden met andere elementen, zoals wetenschappelijke inzichten in de mate waarin risico kan worden gedragen: het beginsel van lifecycle beleggen. Ik neem hieronder een nadere toelichting over die het ontwerpbesluit geeft over de vaststelling van de risicohouding:

Het besluit regelt dat de vaststelling van de risicohouding wordt gebaseerd op in ieder geval de uitkomsten van het risicopreferentie-onderzoek, deelnemerskenmerken en wetenschappelijke inzichten. Er kunnen verschillende deelnemerskenmerken worden meegenomen zoals bijvoorbeeld leeftijd, opgebouwde AOW-rechten, wel of geen woningbezitter zijn en de verhouding tussen opgebouwd pensioenvermogen en toekomstige pensioenopbouw. De wetenschappelijke inzichten zouden bijvoorbeeld inzichten vanuit lifecycle modellen kunnen zijn maar ook andere wetenschappelijk onderbouwde kennis kan hier bij betrokken worden. De pensioenuitvoerder onderbouwt hoe en in welke mate deze elementen hebben bijgedragen aan de risicohouding. Bij de vaststelling van de risicohouding zal het risico dat kan worden genomen (op basis van onder meer deelnemerskenmerken en wetenschappelijke inzichten) tenminste even zwaar moeten wegen als het risico dat deelnemers willen nemen.

Hier staat dus dat de uitkomst van de enquêtes naar de risicohouding van de verschillende leeftijdscohorten (het risico dat deelnemers willen nemen) voor maximaal de helft bepaalt welke keuze het pensioenfonds uiteindelijk maakt. De andere helft of meer wordt bepaald door deelnemerskenmerken en wetenschappelijke inzichten (het risico dat deelnemers kunnen nemen). Met andere woorden: het pensioenfonds gaat elke vijf jaar een aanzienlijk bedrag uitgeven aan onderzoek naar de risicobereidheid, nog maar liefst specifiek verdeeld over 16 leeftijdscohorten. De uitkomst heeft echter slechts een beperkte betekenis want de kenmerken van de deelnemers en wetenschappelijke inzichten zijn van tenminste even grote betekenis. Dat life cycle beleggen zal hoe dan ook door onze strot worden geduwd. Want ik, de overheid, weet beter wat goed is voor u dan uzelf.

Rob de Brouwer

30 mei 2022

10 Reactie's
  • Hendrik Bernardus Schwarz
    Geplaatst op 15:07h, 30 mei Beantwoorden

    Die enquête is dan bijna voor de schijn.
    De verzekeraars bepalen hoe of wat er gaat worden belegd. En hoeveel betaald, aan pensioen uitkeringen.
    Zal mij benieuwen welke krachten het meeste geld opstrijken.
    De veranderingen worden een grote zwendel, is te zien hoe deze nieuwe regels buiten de deelnemers om in elkaar is geflanst.
    Met dank aan regering, Knot en Tuur..
    Voor de deelnemers is het afwachten hoeveel men ons wil geven uit de overstromende geld potten, maar dat we minder krijgen staat voor mij als een paal boven water.
    Mijn vader zei altijd, groot geld trekt grote graaiers en enorm veel geld de echte witte boorden graaiers.

  • Merijn Knibbe
    Geplaatst op 18:14h, 30 mei Beantwoorden

    Het idee dat je risicopreferentie kan meten met een enquete. Het is te zot voor woorden. Hoe rpresentatief de enquete ook is en ook al is de steekproef per leeftijdscohort bijvoorbeeld 1.000 personen. Enquetes zijn kunnen worden gebruikt, middels clusteranalyse, voor onderscheid tussen groepen. Ze kunnen niet worden gebruikt om niveau’s te meten van een zelfs voor wetenschappers (laat staan deelnemers) vaag begrip als risicopreferentie. En zo’n clusteranalyse zou kunnen opleveren dat risicopreverentie niet zozeer leeftijdsafhankelijk is, maar bijvoorbeeld opleidingsafhankelijk. Eén van de problemen van de lifecyclemodellen (en van veel ‘neoklassieke’ economie) is dat weinig aandacht wordt besteeds aan ongelijkheid in inkomen, ongelijkheid in gezondheid, ongelijkheid in het algemeen. En die ongelijkheden zouden wel eens een grotere rol kunnen spelen dan de verschillen in leeftijd – al was het alleen maar omdat, zoals algemeen bekend, hoog opgeleiden vele jaren langer leven dan laagopgeleiden.

  • Willem van Houten
    Geplaatst op 18:56h, 30 mei Beantwoorden

    Meer als 40 jaar gewerkt met als aanvangs belofte een waarde vast pensioen..
    Verplichte deelname…
    En nu worden we (weer min of meer door het ontnomen bezwaar recht) in een verplicht nieuw stelsel geloodst.
    Waarbij we weer zonder inmenging van betekenis in een nog gecompliceerder proces geduwd waarmee men de staats obligaties als die te weinig opbrengen op het bordje van de ouderen kunnen leggen .
    Want die staats obligatie stonden ook al aan de wieg van de huidige REKENRENTE..
    En als die obligatiesstraks wel het nodige opbrengen omdat de aandelen massaal kelderen en de rente gigantisch stijgt ….
    Dan komen ze natuurlijk NIET op ons bordje

  • Hans Veldman
    Geplaatst op 20:45h, 30 mei Beantwoorden

    Als gepensioneerde mág je nog wat reageren op voorgekauwd vragen. Je hebt niets te zeggen over je geld waarvan je niets weet over de grootte van je eigen pot.

  • IJs den Hollander
    Geplaatst op 21:35h, 30 mei Beantwoorden

    Hier wordt dus in de wet een verdienmodel voor NETSPAR gecreëerd, die nadat dew wet is aangenomen toch onderzoek moet blijven doen. De kosten worden verhaald op de pensioenfondsen en ook hier hebben de deelnemers dus het nakijken naar hun geld. En we laten het gewoon gebeuren. Hoe naïef kun je zijn.

  • P. Roijers
    Geplaatst op 22:50h, 30 mei Beantwoorden

    Hoe relatief eenvoudig lijkt het om, zonder hun toestemming, miljoenen Nederlanders te binden aan iets wat nauwelijks of niet te controleren valt door diezelfde Nederlanders.
    Hoe zou de staat en anderen, inkomsten kunnen regenereren uit de constructie van het nieuwe pensioenstelsel?
    Als we dat NU precies wisten, zou het ons mogelijk kunnen helpen om de nieuwe pensioenwet tegen te houden.

  • E . Stolp
    Geplaatst op 09:18h, 02 juni Beantwoorden

    Gelukkig biedt de WTP ook nog een andere mogelijkheid, namelijk de Flexibele Premie Regeling. Daarbij is het wel mogelijk dat de deelnemer zelf kiest voor een bepaald risico en beleggingsprofiel. Ook op andere gebieden geeft de Flexibele Premie Regeling veel meer ruimte om het pensioen in te richten naar de wensen van de deelnemers in plaats van naar de ideeën van Netspar en de overheid

    • robdebrouwer
      Geplaatst op 09:43h, 02 juni Beantwoorden

      Dat klopt. Mijn stukje gaat over het “solidaire contract” dat overigens helemaal niet solidair is. Het flexibele contract biedt meer mogelijkheden en lijkt in ieder geval voor pensioengerechtigden aantrekkelijker. Maar de FNV kiest voor het solidaire contract en gevreesd moet worden dat daardoor in de meeste pensioenfondsen voor dit monsterachtige contract wordt gekozen.

  • Pieter Ypeij
    Geplaatst op 10:53h, 02 juni Beantwoorden

    Jan Schaefer stelde terecht vast dat je “in slap gelul niet kunt wonen”. T.a.v. deze terechte uitspraak ging het neoliberalisme onverdroten voort en introduceerde de verhuurdersheffing met als resultaat dat woningcorporaties geen geld meer overhadden voor sociale woningbouw en we daarom nu met de gebakken peren zitten. De honger naar macht en vermogen bij de neoliberalen is niet te stillen ook de pensioenfondsen moeten eraan geloven door met zogenaamde zwaarwichtige argumenten uit de wetenschap, de FTK en de DSB (stuk voor stuk niet onafhankelijke instituten) om de deelnemers te overtuigen met onzinnige niet te toetsen beïnvloedingen of toekomstperspectieven met als enige doelstelling de geruisloze onteigening van de pensioenen. Dat moet stoppen met als enige terechte argument:

    ALLE MACHT AAN DE DEELNEMERS

  • Jt hammink
    Geplaatst op 08:27h, 03 juni Beantwoorden

    Splits het vermogen van de gepensioneerden af van de actieven zodat er geen vermogen van de gepensioneerden naar de actieven vloeit. Ieder fonds splitsen in A voor de actieven en B voor de Grepensioneerden.

Geef een reactie op Hans Veldman Annuleer reactie