Wat is een pensioenfonds?

Wat is een pensioenfonds?

Op mijn laatste twee columns kreeg ik via LinkedIn nogal wat reacties met kritische opmerkingen. De strekking van deze opmerkingen, die ik overigens op prijs stel, is dat verhoging van de rekenrente niet mogelijk zou zijn omdat dit wel degelijk zou gaan ten koste van toekomstige uitkeringen aan jongere generaties. Anne Laning schrijft:

“Gegeven waar de rente nu staat, is continuering van de huidige rendementen alleen mogelijk bij steeds verdere en snellere daling van de rente. Dat lijkt me daarom niet een reële verwachting. Als de rente weer gaat stijgen, heeft dat negatieve effecten op het te verwachten rendement.”

Natuurlijk heb ik nooit willen beweren dat de huidige rendementen gecontinueerd zullen worden. Maar een structurele daling van de rendementen in relatie tot een stijgende rente komt niet als conclusie uit het onderzoek waarnaar ik verwijs in mijn column. Met uitzondering van een korte periode in de jaren 70 van de vorige eeuw is het rendement op kapitaal altijd meer dan twee procentpunten hoger dan de economische groei. Stijging van de rente leidt bovendien tot daling van de creditzijde van de balans en dat effect is heviger dan het effect op de debetzijde. Het CPB rekent met een stijging van de dekkingsgraad met 18 procentpunten bij een procentpunt hogere rekenrente, een effect dat met 6 procentpunten wordt verminderd door daling van de debetzijde van de balans.

Anne Laning heeft nog een andere kritische noot:

Een lesje risicomanagement.
Als een fonds geen risico wenst en daarmee de uitkeringen aan huidige en toekomstige gepensioneerden zeker wil stellen, dan kiest het een beleggingsbeleid met cashflow matching tov de verplichtingen: op elk moment dat er een uitkering gedaan moet worden, is er een evengrote ontvangst op de beleggingen. Met wat puzzelen is zo’n beleggingsportefeuille bestaande uit risicovrije beleggingen te construeren. Wat er dan ook gebeurt op financiële markten, het fonds kan altijd en volledig aan haar verplichtingen voldoen. Waarde van de verplichtingen is dan altijd gelijk aan de beleggingen, rekenrente is 0,4% en verwacht rendement is 0,4%.

Vervolgens wil zo’n pensioenfonds meer rendement gaan maken, om ook indexatiepotentieel te creëren. Dan moet het fonds anders gaan beleggen, gaat het risico’s lopen enz. Maar waarom zou dan de waardering van de verplichtingen anders worden? Want dan ga je feitelijk al de opbrengst van die risico’s nu uitkeren, terwijl je die risico’s nog moet gaan lopen om de opbrengst te gaan realiseren. Dan is het veel logischer om af te wachten of de verwachte meeropbrengst gaat komen, en pas dan die meeropbrengst uit te keren.
Dat is ook evenwichtiger voor nog niet uitkerenden.

Hier hebben we des poedels kern. Het probleem is dat in deze benadering het pensioenfonds wordt beschouwd als een financiële instelling. Er gaan een paar zaken mis in deze aanpak. Om te beginnen is er geen premie betaald op basis van een verwacht rendement van 0,4% maar op basis van een verwacht rendement zoals dat is geadviseerd door de Commissie Parameters. Over de jaren 2015-2020 kwam dat verwachte rendement in de buurt van de 3%. Per 1 januari 2021 is dat verlaagd naar ongeveer 2%, maar het ligt dus nog altijd boven de 0,4% van de risicovrije rente.

Dan is er nog de opvatting van de President van De Nederlandsche Bank dat de keuze voor de risicovrije rente helemaal niets te maken heeft met de mate van zekerheid van het aanvullend pensioen. Zelfs de solvabiliteit van een pensioen dat geen enkele zekerheid biedt over de hoogte van de uitkering zou moeten worden beoordeeld met de risicovrije rente als discontovoet voor de berekening van de balanswaarde van de verplichtingen. Die opvatting staat in schril contrast met de instructies die de Europese Richtlijn daarvoor geeft:

de toegepaste maximale rentepercentages (voor het bepalen van de balanswaarde van de verplichtingen RdB)moeten op prudente wijze worden bepaald, volgens alle toepasselijke voorschriften van de lidstaat van herkomst. Bij de bepaling van die prudente rentepercentages wordt rekening gehouden met:

i)  het rendement van de overeenkomstige activa die door de IBPV worden beheerd en met de verwachte beleggings­ opbrengsten;

ii)  de marktrendementen van kwalitatief hoogwaardige obligaties, staatsobligaties, obligaties van het Europees Stabiliteitsmechanisme, obligaties van de Europese Investeringsbank (EIB) of obligaties van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit, of

iii)  een combinatie van i) en ii);

In de meeste westerse landen waar sprake is van het gebruik van een kapitaaldekkingsstelsel wordt dan ook een discontovoet van 2% of meer toegepast.

In Nederland wordt miskend dat het pensioenfonds geen financiële instelling is. De Europese richtlijn terzake is daar volstrekt duidelijk over:

Pensioenfondsen zijn instellingen met een sociaal doel die financiële diensten aanbieden. Zij zijn verantwoordelijk voor de verschaffing van bedrijfspensioenuitkeringen en moeten uit dien hoofde voldoen aan een aantal minimale prudentiële normen met betrekking tot hun werkzaamheden en de voorwaarden voor de uitvoering daarvan, rekening houdend met de nationale regelgeving en tradities. Deze instellingen mogen echter niet als louter financiële instellingen worden behandeld. Hun sociale functie en de driehoeksverhouding tussen de werknemers, werkgevers en pensioenfondsen moeten naar behoren worden onderkend en ondersteund als leidende richtlijnen van het beleid.

Werknemers voor wie tijdens hun werkzame leven premie is afgedragen op basis van 3% rendement en waarbij tijdens diezelfde periode 6% rendement is gemaakt mogen verwachten dat er voor hen voldoende kapitaal is gevormd om een waardevast pensioen te realiseren. De huidige rekenmethode om de solvabiliteit van een pensioenfonds te beoordelen aan de hand van een dagelijks fluctuerende rekenrente is ongeschikt. Het leidt tot onnodig oppotten van financiële middelen. En het schaadt het vertrouwen van werknemers waardoor zij langzamerhand zijn gaan geloven dat het uitgestelde loon verdwijnt. Van uitstel komt immers afstel.

 

Rob de Brouwer

9 december 2021

 

 

5 Reactie's
  • Aart Wiersma
    Geplaatst op 14:06h, 09 december Beantwoorden

    Helder Rob.

  • Leeflang Arie
    Geplaatst op 16:45h, 09 december Beantwoorden

    Standvastigheid, voldoende kritische massa en de tijd zal het leren. Mijn hoop is er op gevestigd dat de wal de mammoettanker nog zal keren.

  • Holke J.M.Flapper
    Geplaatst op 21:55h, 09 december Beantwoorden

    Als eenvoudige Nederlander en gepensioneerde van het ABN Amro Pensioenfonds kan ik stellen dat de dekkingsgraad van dat pensioenfonds nu op 132 staat terwijl grote fondsen als ABP, PZFW, PMT en PME veel lager uitkomen maar toch vermogens betalen aan het beheer van het vermogen.
    Wie doet het nu goed en wie fout en waarom worden deze mensen dan zo vorstelijk beloond terwijl hun cliënten in de kou staan?
    Voor mij is het simpel en zo wil ik het ook graag houden, pensioen is een spaarrekening waarop deelnemer en de firma storten, met dat geld wordt gewerkt en vervolgens bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd volgt uitkering. Wat is daar nou zo moeilijk aan? Wat willen we dan wel verbergen?

  • Wim Stijnman
    Geplaatst op 08:03h, 10 december Beantwoorden

    In deze donkere dagen brand ik een kaarsje en pleeg ik een schietgebedje in de hoop dat dat nieuwe pensioenstelsel alsnog niet doorgaat omdat het aantoonbaar slechter uitpakt en omdat het kleine probleempjes met groot geweld en oneigenlijke middelen te lijf gaat.

  • Peter Bouwman
    Geplaatst op 16:39h, 01 februari Beantwoorden

    Hr. De Brouwer, ik heb een vraag over de bepaling van prudente renetpercentages in de Europese Richtlijn.
    Onder iii) wordt aangegeven dat ook een combinatie van i) en ii) mogelijk is. Als ook een combinatie mogelijk is, dan is kennelijk ook een keuze voor i) of ii) mogelijk.
    Als een keuze voor ii) , te weten rendement op hoogwaardige obligaties, mogelijk is, waar zit dan de strijdigheid met de risicovrije renet?

Geef een reactie