Basisfilosofie

Basisfilosofie

Mijn wereldbeeld is gebaseerd op het beginsel van de open samenleving. De open samenleving moet hier gezien worden als tegengesteld aan de gesloten samenleving. In de gesloten of tribale samenleving domineert het geloof in magische krachten om geheimen te ontraadselen. In de open samenleving krijgen de kritische vermogens van de mens vrij spel. Het open wereldbeeld gaat ervan uit dat er geen utopische vergezichten zijn die ons op revolutionaire wijze van onze huidige gebrekkige en onvolmaakte maatschappij zullen verlossen. Veeleer volgt de open samenleving een stapsgewijze benadering, een scenario van doormodderen waarbij iedere stap ons weer wat dichter brengt bij het uiteindelijke doel zonder dit doel ooit te bereiken. Het is eerst en vooral een rationele benadering. Het volgt het nagenoeg extreme standpunt dat wat niet bewezen kan worden niet waar is en dient te worden verworpen als niet ter zake doend. Dat wil overigens niet zeggen dat gevoelens geen rol spelen. Angst, liefde, wanhoop en geluk zijn ook feiten als ze door iemand gevoeld worden. En ook religieuze gevoelens moeten een plaats hebben in ons wereldbeeld.

Ik baseer me bij dit wereldbeeld op het monumentale boek van Karl Popper, “De open samenleving en haar vijanden”. Popper schreef het boek in de veertiger jaren van de vorige eeuw en het was natuurlijk in die tijd een reactie op de opkomst en daarna de desastreuze gevolgen van het fascisme. Popper verdedigt de individuele vrijheden van de mens maar koppelt daaraan ook een emancipatie-aspect. In een open samenleving is onderzoek naar alle onderdelen van het leven toegelaten en publicatie daarover is vrij. Op al dit gepubliceerde onderzoek kan weer gereageerd worden door nieuw onderzoek en zo gaan we als mensheid met kleine stapjes vooruit. De mensen in wiens handen wij de bevoegdheid leggen om wetten te maken en om ondernemingen te leiden moeten zich conformeren aan deze principes. Een open samenleving brengt verantwoordelijkheden met zich mee, die ver kunnen reiken. Zonder de discussie hier te willen aangaan (dat is meer voor een ander artikel bij een andere gelegenheid) over het toelaten van andere opvattingen en religies, kun je wel stellen dat sommige uitingen, zoals het dragen van een boerka, niet passen bij de open samenleving.

In een open samenleving passen ook geen remedies die aantoonbaar niet werken. In de geneeskunde betekent dat een ondubbelzinnige afwijzing van kwakzalverij. In de geesteswetenschappen houdt het de verwerping in van alles wat zweemt naar sectarisme en zich baseert op onbewezen stellingen. Dit betreft zulke uiteenlopende geloven als feng shui, het communisme en de antroposofie.

In het management en de organisatiekunde betekent het uitgangspunt van de open samenleving dat de remedie voor een teleurstellende prestatie van een organisatie niet gezocht moet worden in grootse doorbraken of revolutionaire veranderingen. Dat wil niet zeggen dat de oorzaak van een probleem uitsluitend buiten de eigen invloedsfeer moet worden gezocht. Doorgaans zal na een op feiten gebaseerde analyse van de externe en interne factoren een combinatie van maatregelen gekozen worden die geen van allen op zich uitzonderlijk spectaculair zijn.

De consequentie van mijn wereldbeeld is in ieder geval, dat een oplossing voor een probleem op management en organisatiegebied eerst en vooral gezocht moet worden in het gedrag en de capaciteiten van het individu en de groep binnen de organisatie. Afgeleid daarvan zouden structuren en procedures kunnen worden aangepakt.

Veel van wat we kennen als economisch beleid is niet gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde kennis. Nu zijn er veel mensen die beweren dat de economie ook geen wetenschap is. Vast staat dat economen het zelden met elkaar eens zijn en dat veel economische maatregelen niet werken op de wijze zoals tevoren was gehoopt. Economie is uitermate ingewikkeld omdat alles met alles samenhangt en daarnaast veel beslissingen door actoren in het economische proces genomen worden op irrationele gronden. Dat wil nog niet zeggen dat je je niet zou moeten inspannen om de economie te begrijpen en met kleine stapjes toch het goede proberen te doen.

Angstaanjagend is het als politici die weinig economische achtergrond hebben besluiten nemen die een grote invloed kunnen hebben op de economie. Vooral als daarbij de doelstellingen niet zozeer economisch als wel politiek van aard zijn. Een mooi voorbeeld is de introductie van de eenheidsmunt Euro. Het doel was natuurlijk ook om de nadelen van individuele munteenheden in de landen van de Europese Unie weg te nemen. Maar het staat wel vast dat het project Euro ook is geïnitieerd om de economische samenhang en de politieke integratie van de EU te versterken. Door de Euro zijn de landen die daaraan meedoen in een fuik terechtgekomen die onafwendbaar richting politieke unie gaat. Ondanks het feit dat lidstaten dit afwijzen en zelfs bij referendum negatief oordeelden over verdere integratie. Het groei- en stabiliteitspact is een voorbeeld van een poging van politici om grenzen te stellen aan het economisch beleid van lidstaten in het belang van de stabiliteit van de Euro. Maar het is niet gebaseerd op bewezen economische wetenschap en daarom onwerkbaar en zelfs contraproductief. Ik wil op deze plaats niet in detail ingaan op deze problemen maar het staat vast dat dit pact conjunctuuruitslagen versterkt en bovendien beperkingen oplegt die helemaal niet passen bij een land als Nederland met zijn omvangrijke spaaroverschot.

Ook in het pensioendossier worden de beginselen van een open samenleving met voeten getreden. En er ligt duidelijk een relatie met de Euro en het beleid van de Europese Centrale Bank. Maar bovendien is het beleid van de financiële toetsing van pensioenfondsen gebaseerd op althans voor pensioenen ondeugdelijke theorieën. Het is tevens gebaseerd op een buitengewoon somber beeld van de toekomst. Als aanhanger van de open samenleving moet ik daartegen strijden.

Rob de Brouwer

 

 

Geen reactie's

Geef een reactie