Moeten de pensioenrechten echt worden gekort?

Moeten de pensioenrechten echt worden gekort?

Steeds nadrukkelijker wordt er in de media gezinspeeld op pensioenkortingen. Er wordt gewezen op de dalende rente. De mogelijkheid van negatieve spaarrente is reëel geworden. Dit veroorzaakt veel beroering, vooral onder gepensioneerden. Al meer dan tien jaar werden de aanvullende pensioenen bij de meeste fondsen niet geïndexeerd en nu dreigen tot overmaat van ramp ook nog kortingen. Dit stuit op groot onbegrip tegen de achtergrond van de decennialang behaalde gemiddeld hoge rendementen van de pensioenfondsen. Jeroen Dijsselbloem mocht op 25 augustus bij Buitenhof uitleggen waarom de pensioenen moeten worden gekort. Zijn verhaal was simpel. Er zit te weinig geld in de pensioenpotten om aan de verplichtingen te voldoen. Omdat er geen geld wordt bijgestort is er maar een mogelijkheid: de verplichtingen verlagen. En beter vandaag dan morgen, dan hebben we het zuur weer gehad en kunnen we ons richten op het zoet.

 

Het lijkt er echter op dat de overheid en De Nederlandsche Bank zijn opgehouden met denken. Oppervlakkig bezien lijkt het correct. Bijna alle pensioenfondsen hebben nu een dekkingsgraad van 100% of daaronder. Het ABP bijvoorbeeld, meldde eind juli een dekkingsgraad van 93,9%, die in augustus verder zal zijn verslechterd door de doorgaande daling van de rente. Zo bezien is de toestand dramatisch en moet er inderdaad onmiddellijk worden ingegrepen. Uitstel gaat ten koste van toekomstige generaties.

 

Er kan echter ook op een andere manier naar worden gekeken. Want wat betekent een dekkingsgraad van 93,9% bij een rekenrente van gemiddeld 0,8%? Letterlijk betekent het dat een pensioenfonds, in dit geval het ABP, bij een structureel rendement voor de komende zestig jaar van 0,8% per jaar, een tekort heeft van 6,1% om aan zijn nominale verplichtingen te voldoen. Het betekent eveneens dat een rendement van niet meer dan 1,1% per jaar voor de komende zestig jaar wél voldoende zou zijn om aan de verplichtingen te voldoen. Als je deze conclusie tot je door laat dringen dan is het eigenlijk verbazingwekkend dat er pensioenkortingen worden overwogen. Automatisch korten bij de huidige rekenrente getuigt van gedachteloze politiek en niet van verstandig beleid.

 

We weten het, resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Wij kiezen daarom de adviezen van de Commissie Dijsselbloem als uitgangspunt. In het bijzonder kijken we naar het door de Commissie verwachte rendement waarmee de premie wordt berekend. In hun advies is kenbaar gemaakt welke uitgangspunten of parameters in de komende vijf jaar moeten worden gekozen. Bij een vermogenssamenstelling van 50% zakelijke waarden en 50% vastrentende waarden, bedraagt volgens de Commissie Dijsselbloem het gemiddelde rendement 3,2%. Volgens het nieuwe financiële toetsingskader moet dit percentage worden verlaagd met de inflatieverwachting. De Commissie heeft deze bepaald op 1,9%. Het verwacht reëel rendement is gelijk aan het verschil, dus 1,3%. De Commissie Dijsselbloem stelt dat dit rendement op wetenschappelijke wijze is vastgesteld. Dit betekent echter niet dat het rendement vaststaat, want het is gebaseerd op een schatting. De Commissie kiest voor de schatting van de zakelijke waarden voor de mediane waarde. De kans dat het rendement minder zal zijn dan de verwachte waarde (van 5,6%) is dus even groot dan de kans dat het meer zal zijn. Het risico dat het rendement op vastrentende waarden afwijkt van de verwachting is nul. Immers, er wordt uitgegaan van de risicovrije rente, omdat de Commissie hier is overgestapt naar dezelfde waarde als de rekenrente. Gecombineerd is het risico op een tegenvaller daarom 25% (50% x 0% + 50% x 50%). Overigens zijn er producten op de financiële markten beschikbaar om het risico op een lager rendement bij zakelijke waarden te verminderen. Pensioenfondsen maken hier al langer gebruik van. Bovendien wordt het risico al beperkt door een reëel verwacht rendement te kiezen.

 

Alle pensioenfondsen zijn uit de gevarenzone als er wordt uitgegaan van een rekenrente van  1,3% in plaats van de huidige 0,8%.  De dekkingsgraad stijgt dan immers met 9 procentpunten, waardoor de dekkingsgraad van alle fondsen boven 100% komt. Een onafhankelijke en wetenschappelijk samengestelde Commissie heeft daarvoor de parameters aangedragen. Laten we daarom stoppen met deze maskerade. Hoogleraren Eijffinger en Hoogduin komen in een opiniestuk in het FD uit op een realistische rekenrente voor de toekomstige pensioenverplichtingen op de lange termijn van 2,5 tot 3%. Er moet gewoon worden erkend dat de methode die werd gekozen voor berekening van de dekkingsgraden aan zijn doel voorbij schiet. Het is destijds misschien de beste keuze geweest. Maar het geeft in deze tijd de verkeerde informatie aan pensioenfondsen. Dit is het gevolg van al jarenlange bewuste manipulatie van de risicovrije rente door de Europese Centrale Bank. Voor looptijden tot meer dan tien jaar is de rente inmiddels negatief. Tegelijkertijd is er in Nederland sprake van een inflatie van 2,6% (CPB concept macro-economische verkenning augustus 2019). De rente op Nederlandse en Duitse Staatsobligaties kan daardoor met geen mogelijkheid een reguliere marktwaarde en goede basis voor de rekenrente worden genoemd. Onderzoek van de Europese Centrale Bank toont aan dat de ingrepen die plaatsvonden een negatieve invloed van tenminste een procentpunt hebben gehad op de ontwikkeling van de rente. De fixatie op risicoarme beleggingen in vastrentende waarden zet de pensioenfondsen op het verkeerde been. Immers, er is niet alleen een spreiding van beleggingen in vastrentende waarden en zakelijke waarden. De beleggingen zijn eveneens geografisch mondiaal gespreid. Hierdoor is de invloed van de rentepolitiek van de Europese Centrale Bank beperkt.

 

We moeten niet ophouden met denken. De conclusie dat er een dramatische situatie is ontstaan doordat dekkingsgraden onder de 100 terecht zijn gekomen is onjuist. Een dekkingsgraad van 93,9 bij een discontovoet van 0,8% is eigenlijk goed nieuws. We mogen immers  verwachten dat pensioenfondsen aanzienlijk betere rendementen maken dan 0,8% over de komende zestig jaar. De 6% van het recente verleden is misschien niet meer mogelijk. Hoewel, een beleggingsfonds als Robeco heeft sinds de oprichting in 1933 gemiddeld een jaarlijks rendement van 8,33% gerealiseerd. Dwars door oorlogen, internationale spanningen, crisissen en recessies heen. Eigenlijk is het een uiting van hoogmoed om te denken dat manipulaties door een centrale bank de markten voorgoed zouden kunnen veranderen.

 

Daarom is de uiterst conservatieve schatting van 1,3% van de Commissie Dijsselbloem zelfs bij een risicomijdende houding zonder meer een acceptabel uitgangspunt. Er zijn twee ingrepen nodig om de gevaarlijke en heilloze weg van kortingen te voorkomen. De parameters van de Commissie Dijsselbloem moeten onmiddellijk worden toegepast. Niet alleen voor vaststelling van de premie maar ook voor het berekenen van de balanswaarde van de verplichtingen. Werknemers en hun vertegenwoordigers moeten met onmiddellijke ingang instemmen met het opgeven van alle garanties met betrekking tot de aanvullende pensioenen. Star vasthouden aan de huidige methodiek dient geen enkel belang.

 

Ad Broere, econoom en auteur

Rob de Brouwer, econoom en auteur

30 augustus 2019

1 Reactie
  • Cor van der Kaaij
    Geplaatst op 14:34h, 03 september Beantwoorden

    Jullie zijn weer duidelijk heren. Misschien moet dit kabinet & DNB maar eens een cursus inzicht in de burger bij jullie komen volgen

Geef een reactie