De koning heeft wél kleren

De koning heeft wél kleren

Er was eens een koning in een klein landje temidden van moerassen, meren en rivieren. In het koninkrijk heerste rust en welvaart. Toch waren zijn onderdanen ontevreden terwijl de koning er juist alles aan deed om het de mensen naar de zin te maken. Ze hadden allemaal werk en hadden niet alleen een dak boven hun hoofd en voldoende te eten, neen, zij konden zich ook enige luxe permitteren zoals vakanties in andere landen en festivals waar de bekendste artiesten van de wereld optraden. En toch waren de mensen ontevreden. Zodanig ontevreden dat de koning moest vrezen voor zijn koningschap. Sommige onderdanen hadden al gedreigd hem met pek en veren besmeurd het land uit te sturen.

Waar ging het om?

De onderdanen moesten van de koning geld storten in een spaarfonds voor hun oude dag als ze niet meer konden werken. De koning wilde dat voldoende werd gespaard zodat eenieder zijn leven na zijn pensioen gewoon kon voortzetten. Het probleem was echter dat de mensen braaf betaalden terwijl de pensioenuitkering alsmaar slechter werd. De koning had twee raadsheren aangesteld die hem adviseerden over het pensioenbeleid omdat de koning zelf niet veel verstand had van financiële zaken. Die raadsheren hamerden er bij de koning op dat er veel te weinig geld beschikbaar was om het systeem van pensioenen ongewijzigd voort te zetten. Zij pleitten voor een verlaging  van de uitkeringen terwijl de gepensioneerden al meer dan tien jaar hun koopkracht hadden zien dalen.

Op een dag kwam er een prins uit een ver koninkrijk op bezoek. Hij was helemaal van de andere kant van het continent gekomen om de koning om de hand van zijn dochter te vragen. De koning bedacht zich geen moment. Hij gaf zijn zegen voor het huwelijk met zijn dochter onder de voorwaarde dat de prins zijn probleem met de pensioenen zou oplossen.

De prins riep de raadsheren van de koning bij zich en stelde hen drie vragen:

Hoeveel spaargeld komt er jaarlijks binnen van de mensen die nog werken?

Hoeveel geld wordt er jaarlijks aan pensioenen uitgekeerd?

Hoeveel spaargeld is er in het spaarfonds reeds beschikbaar en hoeveel rendement wordt daarop gemaakt?

De raadsheren begonnen, elkaar aanvullend, een uitgebreid betoog over marktwaardering, kostendekking en het verschil tussen verwacht rendement en risicovrije rente. Zij wezen de prins op de toename van de levensverwachting en op het feit dat de koning garanties had gegeven voor de uitkeringen. Bovendien waren er nog de ernstige gevolgen van de vergrijzing waar de bevolking van het koninkrijk onder leed. Maar een duidelijk antwoord op de vragen van de prins bleef uit. Geïrriteerd stuurde de prins de raadsheren weg met de opdracht de volgende ochtend antwoord te geven op zijn vragen. En die antwoorden wilde hij hebben toegespitst op de jaren 2017, 2040 en 2065.

De volgende dag kwamen de prins en de raadsheren weer bij elkaar. Een van de raadsheren overhandigde de prins een document en voegde daar een mondelinge  toelichting aan toe. “In 2017 kwam er € 33 miljard binnen aan premies. Aan uitkeringen ging er € 27 miljard de deur uit. Het totaal gespaarde vermogen bedroeg € 1.400 miljard. De vraag over toekomstige ontwikkelingen kan niet worden beantwoord zonder de veronderstellingen te kennen waarop u deze ontwikkelingen zou willen baseren”. De andere raadsheer nam nu het woord. “Maar we hebben daar natuurlijk wel over nagedacht. Voor de ontwikkeling van het aantal gepensioneerden en de toename van de levensverwachting baseren wij ons op de projecties van ons statistisch bureau. We weten op welke leeftijd mensen met pensioen gaan. We weten hoe de pensioenleeftijd zich gaat ontwikkelen. We weten dat het aantal pensioengerechtigden toeneemt terwijl de beroepsbevolking niet meer zal stijgen en het aantal werkenden dat nog een pensioen opbouwt daalt. We weten ook dat we de aanspraken en uitkeringen van pensioenen willen laten stijgen, laten we zeggen met 2% per jaar”.

De prins was nieuwsgierig naar het resultaat van de berekeningen. Hij drong aan op een duidelijk antwoord. Dan zei de eerste raadsheer: “We zijn uitgegaan van een rendement van 1,3%. Weliswaar heeft onlangs een commissie onder leiding van de voormalige Minister van Financiën voorgesteld uit te gaan van 4%. Maar die commissie heeft ook geadviseerd de inflatieverwachting van 2% daarop in mindering te brengen. Voor de zekerheid halen we daar nog wat vanaf en dan komen we op een veilig en conservatief percentage van 1,3%. Dat is het rendement waarmee we de komende 45 jaar rekenen. Laten we nog eens kijken naar 2017.

Aan binnenkomende gelden hadden we de premie van € 33 miljard en nu ook het rendement van € 18,2 miljard. Samen € 51,2 miljard. Daarvan moeten de pensioenen worden betaald, zo’n € 27 miljard. We kunnen nu, uitgaande van de veronderstellingen waar we het over eens zijn geworden uitrekenen hoe het in toekomstige jaren verder gaat lopen. Jaar voor jaar wordt de kasstroom uitgerekend. In 2040 worden de uitgaven aan pensioenen groter dan de ontvangen premies maar er wordt dat jaar ook € 25 miljard rendement gemaakt dat kan worden toegevoegd aan het opgebouwde vermogen.

In 2065 is er nog steeds een positief saldo tussen uitgaven en inkomsten. Tussen 2017 en 2065 is het opgebouwde vermogen intussen gegroeid tot bijna € 2.500 miljard. Na 2065 daalt het aantal gepensioneerden terwijl het aantal werkenden constant zal blijven. Tot onze verrassing is er geen enkel jaar waarbij de kasstroom negatief wordt. Het gespaarde kapitaal blijft ook na 2065 groeien. En omdat er zoveel geld is gespaard zijn er geen risico’s verbonden aan dit model”.

Nog dezelfde dag rondde de prins zijn voorstel af. De koning was er blij mee en besloot het in te voeren.

De pensioenen werden met onmiddellijke ingang extra verhoogd waardoor de onderdanen de verloren koopkracht weer terugkregen. Zonder dat hij het wist was het land van de koning in één keer overgestapt van een kapitaaldekkingsstelsel naar een omslagstelsel. Zo’n gemakkelijk oplosbaar probleem had de prins niet verwacht. Nog diezelfde avond mocht hij de prinses in zijn armen sluiten.

En ze leefden nog lang en gelukkig.

De raadsheren werden met pek en veren besmeurd het land uitgestuurd.

Rob de Brouwer

Jan Pierik

16 maart 2020

 

Toelichting: beide auteurs hebben dit stuk geschreven met gebruikmaking van eerder onderzoek dat zij hebben gedaan met Martin ten Cate, Stef Borghouts en Jacques van de Vall. Jan Pierik is Oud-Hoofddirecteur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voormalig Bijzonder Hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het stuk is aangeboden aan de Volkskrant en in verkorte vorm daarna aan respectievelijk NRC/Handelsblad en Trouw. Maar vanwege de coronacrisis was er in de pers geen belangstelling

3 Reactie's
  • Cas Tuyn
    Geplaatst op 12:09h, 23 maart Beantwoorden

    Ik heb zelf een berekening gemaakt vanaf 2007 omdat ik dat jaar de vaste rekenrente van 4% werd losgelaten, waarom rekenen jullie ook niet vanaf 2007? In de toekomst kan niemand kijken, maar inzichten uit het verleden toetsen aan de werkelijkheid kunnen we op pensioengebied al sinds 2007. Daar zit zelfs een crisis van 2008 bij, om mensen gerust te stellen dat de pensioenfondsen slechts kort last hebben van een dipje op de beursd.

  • Holke J.M.Flapper
    Geplaatst op 17:05h, 24 maart Beantwoorden

    Interessant en aardig sprookje dat de huidige situatie goed weergeeft. Helaas zijn de dames en heren die menen hier iets van te moeten vinden en er over te moeten beslissen nog niet tot het gewenste inzicht gekomen. Simpelweg omdat het aan kennis ontbreekt en men de ouderen blijkbaar niet zo belangrijk vindt. Dan is er ook nog een club die zich Jonge Democraten noemt die een afdeling van D 66 is die het zelfs bestaat om via You Tube filmpjes te vertonen waarin acteurs een absoluut kletsverhaal met een hoog leugengehalte ophangen alsof de ouderen de pensioenen van de jongeren zouden opeten. Ze hebben sindsdien nog niets bijgeleerd. Laten we tegen de jongeren zeggen dat ze eerst moeten beginnen met bij te dragen voordat ze hun mond opendoen. Daar komt bij dat de ouderen/gepensioneerden veelal de opgelopen schade niet meer kunnen inhalen terwijl de jongeren de schade als die zich al zou voordoen gemakkelijk kunnen compenseren in de jaren die ze hopelijk nog te goed hebben.

  • Jan dijkgraaf
    Geplaatst op 19:55h, 24 maart Beantwoorden

    Er was eens een tijd dat de jongeren vonden dar de ouderen de rijkste bevolkingsgroep waren,daar konden zij niet mee leven ,het gevolg was dat de ouderen maar het een en ander in moesten leveren.daarbij werd even vergeten dat deze ouderen er alles aan hadden gedaan om deze jongeren goed
    Op te voeden en een betere jeugd te geven dan zij zelf hebben gehad. In principe is dit ook wel gebeurd.
    Deze jongeren vergeten dat het normaal is dat je als ouder beter bij kas bent omdat je langer gewerkt hebt en langer gespaard kan hebben.
    Bovendien is het ook van het fijt dat zij ook nog steeds profiteren van hun ouders en nog zijn zij niet tevreden.
    Het gevolg is dat wij ouderen gekort zijn op het pensioen waarvoor wij gewerkt en betaald hebben.een tekort over tien jaar van ongeveer dertig duizend euro.
    daarbi vergeten deze jongeren dat als wij ouderen minder geld hebben wij hen ook niet meer kunnen helpen bij het kopen van een huis e.d..

Geef een reactie